Dertig minuten, bijvoorbeeld
bij de schrijversportretten van Alexandra Cool
Door Johan de Vos
Fotograferen is kiezen.
Kiezen tot er haast niets overblijft.
Maar zo kiezen dat het lijkt alsof alles er nog is.
En meer.
Alexandra Cool koos voor schrijvers die schrijven. Ze fotografeerde ze op hun werkplek. Het fototoestel was een doos met een gaatje erin. Het deed zijn werk van op de werktafel, met een lange belichtingstijd, 30 minuten bijvoorbeeld. In die tijd was de fotografe er niet bij. Ze liet de schrijver alleen met de gevoelige doos.
Het resultaat is vreemd. De foto lijkt weinig op andere foto’s. Hij is wazig. Omdat de foto’s niet meteen duidelijk zijn en nauwelijks herkenbaar vragen ze om een tweede visie, en een derde. Het kijken moet zich aanpassen. De onduidelijkheid vertraagt het kijkproces. De beelden lijken ouderwets en plechtig. Ze worden rondom ingelijst met donkerte. De foto is rechthoekig maar het fotografische beeld is rond wegens de ronde objectieven of het ronde gaatje. De foto’s van de schrijvende schrijvers worden omgeven door weinig woorden, het zijn de namen van de schrijvers, de datum, het uur, de minuten van de opname. Het is een kwestie van minuten dus, niet van seconden, en zeker niet van fracties van seconden. Hier en daar zijn er korte teksten van de schrijvers. Soms wel, soms niet.
De fotodoos is zelfgemaakt. Het ding lijkt ruw. Het werd gemaakt van karton, ruige kleefband, aluminiumfolie en zwart doek. Het heeft geen lens, wel een wit plaatje met daarin een minuscuul gaatje. Het niet dikker dan de dikte van een dunne naald. Via dat gaatje wordt het beeld dat voor de camera is, onderste boven (en in kleur) geprojecteerd tegen de rug aan de binnenkant van de doos. Op die plaats zit er een echte fotografische polaroid filmplaat van het formaat 4x 5 inch (zo ongeveer 10 op 12.5 cm). En dan is er de grote regel: hoe kleiner het gaatje, hoe meer scherptediepte en ook, hoe kleiner het gaatje hoe langer de belichtingstijd. Hoe lang die belichtingstijd mag duren is moeilijk te voorzien. Het vraagt ervaring.
De wazigheid is beweging. Alles beweegt, zelfs de schrijftafel, zelfs het fototoestel, maar bepaalde onderdelen van het onderwerp bewegen meer dan andere. De hoofden zijn vaak zo bewogen dat ze zichzelf grotendeels uitveegden, de handen ook. Een half uur is lang. Om niet te bewegen zou men het hoofd moeten vastschroeven (het gebeurde bij oude studio-opnamen), maar de hoofden van de schrijvers staan los. Ze draaien en kantelen, de ogen knipperen, lippen wrijven over elkaar. De kijker ziet dus geen ogen meer, alleen de typische vorm van een hoofd, met daarin, schematisch schier, de vlekken die verwijzen naar die ogen, mond en neus. Het is zo dat de korte snelle bewegingen geen effect hebben, de schrijver kan opstaan, gaan plassen en terugkomen, het effect zal onzichtbaar zijn, maar de langzame bewegingen waarbij hij langer de ene kant opkijkt wordt duidelijk geregistreerd. Het geeft geen effect als iemand een blad omdraait, maar wel als hij dat blad vasthoudt en pas na enige tijd teruglegt. Deze foto’s zijn de weergave van de trage bewegingen.
Schrijven is denken en denken is onzichtbaar. Het wordt niet getoond, maar geïnsinueerd. Denken gebeurt in de tijd en deze foto’s hebben daar alles mee te maken. Ze verbeelden een tijdsverloop. De onscherpte die daarvan het gevolg is ervaren we niet als storend. Het wordt eerder een aura die het hoofd en de handen van de schrijver omgeeft.
De fotografe was afwezig bij de opname. Het doosje neemt licht op. Het is een ding. Het heeft geen ogen die kijken, geen mond die spreekt. Zijn aanwezigheid is niet aanstootgevend. Het ding ziet er vredig uit, zijn kleine gaatje en de wetenschap dat er een film achter zit heeft iets sprookjesachtig. Het lijkt wel speelgoed, een ouderwetse toverdoos. Bij deze foto’s valt de relatie tussen de fotograaf en zijn model weg. De schrijvende schrijver kan rustig verder werken. Hij vult de tijd, en ondertussen wordt het latente beeld op de film sterk genoeg om afgedrukt te worden.
Alexandra Cool (°1961) was eerst beeldhouwster en is dat nog. “Ik woonde een tijd in Italië in Carrara’, Ik kapte er stenen en creëerde abstracte vormen. Steeds meer zag ik hoe mooi bestaande stenen waren. Ik gebruikte ze om er installaties mee te maken. Dat fotografeerde ik dan. Zo begon ik foto’s te maken. In die tijd werkte ik ook al met de camera obscura. Behalve mijn installaties, fotografeerde ik er ook landschappen mee. Ik gebruikte daarbij de polaroidfilm die meteen ook een mooi negatief gaf. Die film wordt helaas niet meer gemaakt. De reeks met de portretten heb ik – gelukkig – helemaal kunnen afwerken met de laatste negatieven die ik nog had”.
“Onlangs maakte ik een reeks beeldhouwportretten van Alzheimerpatiënten. Dat boeit me, omdat ik het gevoel heb dat die mensen in een andere dimensie van tijd leven. Ik heb altijd al interesse gehad voor tijd, omdat tijd de dingen verandert . Ik wil zien wat er overblijft na de tijd. Het creëert abstractie in het beeld van landschappen en mensen. Nu ben ik bezig met het boetseren van een reeks van blinde mensen. Fotografie komt er altijd bij, ik maak de beelden om er uiteindelijk foto’s van te maken, wat ik wil bereiken komt het best tot uiting in de foto’s”.
Schoonheid is niet tijdloos. Ze is er voor een kleine tijd. Een tijdje.